De Vleermuis
Vleermuizen zijn de enige
zoogdieren die kunnen vliegen. Ze kunnen dat dankzij een vlieghuid tussen de
vingers van voor- en achterpoten en staart. Deze vlieghuid is van levend
weefsel (in tegenstelling tot de veren van
vogels), zodat het bij verwonding snel geneest.
De wetenschappelijke naam
van de vleermuis is Chiroptera, onderverdeeld in de twee hoofdgroepen megachiroptera en microchiroptera, ofwel de
grote en de kleine handvleugeligen.
Vleermuizen zijn als soort
heel oud. Er zijn fossielen gevonden van 54 miljoen jaar geleden (Eoceen).
Vleermuizen vormen onder
de zoogdieren een grote groep, zowel in aantal soorten als in aantal in totaal.
Er zijn zoveel vleermuizen dat één op de vijf zoogdieren een vleermuis is.
Vleermuizen komen over de hele wereld voor, behalve in de poolgebieden.
De meeste grote
vleermuizen behoren tot de megachiroptera, ook wel vliegende honden
genoemd De grootste heeft een spanwijdte
van 1.70 meter en weegt één kilo. De meeste vleermuizen die behoren tot de
megachiroptera eten vegetarisch, nl. nectar, stuifmeel en fruit. Zij jagen op
hun zicht. Megachiroptera komen alleen voor in Afrika, Azie en Amerika.
De meeste kleine
vleermuizen behoren tot de microchiroptera.
Sommige van deze soorten zijn echter groter dan de megachiroptera.
Afhankelijk van hun lichaamsgrootte eten
ze kikkers, vissen of insecten. Berucht zijn de vampiervleermuizen uit Zuid en
Midden Amerika die leven op het bloed van hun prooi.
De microchiroptera maken
allen gebruik van echolocatie (waarmee ze zich onderscheiden van de
megachiroptera), d.w.z. de vleermuizen zenden ultrasone piepjes uit die worden
teruggekaatst door een object op hun weg. Ze zien dus eigenlijk met hun oren.
Het is niet dat ze niet kunnen zien.
We kunnen de geluiden van
vleermuizen waarnemen met detectoren en zelfs daaruit opmaken om welke soort
het gaat, omdat elke vleermuissoort zijn eigen geluiden maakt.
De vleermuizen worden
meestal gedurende de schemering aktief om in de nacht te foerageren. Hierdoor
hebben ze weinig concurrentie van bijvoorbeeld vogels.
Vleermuizen kunnen zich op
de grond moeilijk voortbewegen. In ruststand hangen ze meestal aan de klauwen
van hun achterpoten met de kop naar beneden. Als ze willen gaan vliegen laten
ze zich vallen en beginnen dan te fladderen. Ze gebruiken bij het vliegen de
staart als stuur.
Vleermuizen zijn door hun
lichaamsbouw niet in staat zelf een nest te maken of een holletje te graven.
Daarom zijn ze voor hun verblijfplaats volledig afhankelijk van bestaande
omstandigheden.
In gematigde streken
houden de vleermuizen van oktober tot maart hun winterslaap. Hiervoor zoeken ze vorstvrije ruimtes op
in grotten, bunkers of oude verlate
gebouwen.
De zomer en
winterverblijfplaatsen verschillen soms enorm.
Vaak keren de vleermuizen na hun winterslaap weer terug naar hun oude
verblijfplaats. De zomerverblijfplaats wordt vaak gekozen op ligging van
interessante jachtgebieden en de plek moet voldoende ruimte bieden voor de
kolonie.
In het voorjaar worden de
jongen geboren en vormen de vleermuizen kraamkolonies. Meestal krijgen de
vleermuizen maar één jong per jaar. Bij sommige soorten klemmen de jongen zich
vast aan de buik van de moeder, zelfs als zij gaat jagen. Als de jongen te
zwaar worden blijven zij achter in de kraamkolonies, waar de moeder een paar
keer per etmaal langskomt om haar jong te voeden.
De mannetjes wonen in de
zomer soms solitair, soms in groepen, maar altijd apart van de dames. Soms is
er ook een tussenverblijfplaats, bijvoorbeeld na de zomer en voor de winter.
Deze periode wordt dan
gebruikt om te paren.
Veel mensen hebben een
verkeerd beeld van vleermuizen. Men vindt ze eng, maar eigenlijk hoeft men
niets van ze te vrezen. Omdat vleermuizen alleen bijten als ze worden
vastgepakt , zijn ze geen bedreiging als ze met rust worden gelaten.
Integendeel, vleermuizen helpen ons juist. Ze houden insectenplagen onder de
duim, (ze eten elke nacht een derde van hun lichaamsgewicht aan insecten) en in
de tropische gebieden zorgen ze voor bestuiving en verspreiden ze zaden. Omdat
de vleermuizen insecten eten die landbouwgewassen aantasten hebben de
landbouwers minder insecticiden nodig.
En hoewel de vleermuizen
lang kunnen leven, (ze krijgen echter wel weinig jongen) en niet veel natuurlijke vijanden hebben, gaat het toch
niet zo goed met ze. Van de 21 soorten die er in Nederland zijn gevonden, zijn
negen soorten zeldzaam. Tenminste vijf andere soorten zijn de afgelopen vijftig jaren erg zeldzaam geworden of geheel
verdwenen. Het heeft te maken met het verdwijnen of ontoegankelijk worden van
hun verblijfplaatsen: oude gebouwen die gerenoveerd worden, spouwmuren die
worden opgevuld en het gebruik van insecticiden en houtconserveringsmiddelen
die ook gevaarlijk zijn voor vleermuizen. Ook veranderingen in het landschap
waardoor jachtgebieden verdwenen zijn hebben veel invloed op de afname van de
vleermuizen. Omdat ze in grote groepen leven heeft een ongeluk op een
kolonieplaats grote invloed.
Vleermuizen zijn in
Nederland bij de wet beschermd. Ze mogen niet gevangen of gedood worden, de
verblijfplaatsen mogen niet worden beschadigd.
Er zijn veel
vleermuiswerkgroepen in Nederland die zich met het welzijn van de dieren
bezighouden.
Internationaal is er veel
om vleermuizen te doen. Ze zouden vliegende virusvaten zijn en o.a.
hondsdolheid kunnen veroorzaken. De angst voor de ziekte Ebola is een
grote bedreiging voor de vegetarische vleermuizen. Ze belanden dan misschien
niet zo snel meer in de soep maar omdat ze als levensbedreigend worden ervaren
lopen ze veel risico's. Hopelijk zijn er internationaal ook genoeg mensen om
het belang van deze dieren te benadrukken.
Désirée Kumar