De Vleermuis van Desiree Kumar



De Vleermuis

Vleermuizen zijn de enige zoogdieren die kunnen vliegen. Ze kunnen dat dankzij een vlieghuid tussen de vingers van voor- en achterpoten en staart. Deze vlieghuid is van levend weefsel  (in tegenstelling tot de veren van vogels), zodat het bij verwonding snel geneest.

De wetenschappelijke naam van de vleermuis is Chiroptera, onderverdeeld in de twee hoofdgroepen  megachiroptera en microchiroptera, ofwel de grote en de kleine handvleugeligen.

Vleermuizen zijn als soort heel oud. Er zijn fossielen gevonden van 54 miljoen jaar geleden (Eoceen).

Vleermuizen vormen onder de zoogdieren een grote groep, zowel in aantal soorten als in aantal in totaal. Er zijn zoveel vleermuizen dat één op de vijf zoogdieren een vleermuis is. Vleermuizen komen over de hele wereld voor, behalve in de poolgebieden.

De meeste grote vleermuizen behoren tot de megachiroptera, ook wel vliegende honden genoemd  De grootste heeft een spanwijdte van 1.70 meter en weegt één kilo. De meeste vleermuizen die behoren tot de megachiroptera eten vegetarisch, nl. nectar, stuifmeel en fruit. Zij jagen op hun zicht. Megachiroptera komen alleen voor in Afrika, Azie en Amerika.
De meeste kleine vleermuizen behoren tot de microchiroptera.  Sommige van deze soorten zijn echter groter dan de megachiroptera. Afhankelijk van hun lichaamsgrootte  eten ze kikkers, vissen of insecten. Berucht zijn de vampiervleermuizen uit Zuid en Midden Amerika die leven op het bloed van hun prooi.

De microchiroptera maken allen gebruik van echolocatie (waarmee ze zich onderscheiden van de megachiroptera), d.w.z. de vleermuizen zenden ultrasone piepjes uit die worden teruggekaatst door een object op hun weg. Ze zien dus eigenlijk met hun oren. Het is niet dat ze niet kunnen zien.
We kunnen de geluiden van vleermuizen waarnemen met detectoren en zelfs daaruit opmaken om welke soort het gaat, omdat elke vleermuissoort zijn eigen geluiden maakt.

De vleermuizen worden meestal gedurende de schemering aktief om in de nacht te foerageren. Hierdoor hebben ze weinig concurrentie van bijvoorbeeld vogels. 

Vleermuizen kunnen zich op de grond moeilijk voortbewegen. In ruststand hangen ze meestal aan de klauwen van hun achterpoten met de kop naar beneden. Als ze willen gaan vliegen laten ze zich vallen en beginnen dan te fladderen. Ze gebruiken bij het vliegen de staart als stuur.

Vleermuizen zijn door hun lichaamsbouw niet in staat zelf een nest te maken of een holletje te graven. Daarom zijn ze voor hun verblijfplaats volledig afhankelijk van bestaande omstandigheden.
In gematigde streken houden de vleermuizen van oktober tot maart hun winterslaap.  Hiervoor zoeken ze vorstvrije ruimtes op in  grotten, bunkers of oude verlate gebouwen.
De zomer en winterverblijfplaatsen verschillen soms enorm.  Vaak keren de vleermuizen na hun winterslaap weer terug naar hun oude verblijfplaats. De zomerverblijfplaats wordt vaak gekozen op ligging van interessante jachtgebieden en de plek moet voldoende ruimte bieden voor de kolonie.

In het voorjaar worden de jongen geboren en vormen de vleermuizen kraamkolonies. Meestal krijgen de vleermuizen maar één jong per jaar. Bij sommige soorten klemmen de jongen zich vast aan de buik van de moeder, zelfs als zij gaat jagen. Als de jongen te zwaar worden blijven zij achter in de kraamkolonies, waar de moeder een paar keer per etmaal langskomt om haar jong te voeden.
De mannetjes wonen in de zomer soms solitair, soms in groepen, maar altijd apart van de dames. Soms is er ook een tussenverblijfplaats, bijvoorbeeld na de zomer en voor de winter.
Deze periode wordt dan gebruikt om te paren.

Veel mensen hebben een verkeerd beeld van vleermuizen. Men vindt ze eng, maar eigenlijk hoeft men niets van ze te vrezen. Omdat vleermuizen alleen bijten als ze worden vastgepakt , zijn ze geen bedreiging als ze met rust worden gelaten. Integendeel, vleermuizen helpen ons juist. Ze houden insectenplagen onder de duim, (ze eten elke nacht een derde van hun lichaamsgewicht aan insecten) en in de tropische gebieden zorgen ze voor bestuiving en verspreiden ze zaden. Omdat de vleermuizen insecten eten die landbouwgewassen aantasten hebben de landbouwers minder insecticiden nodig.

En hoewel de vleermuizen lang kunnen leven, (ze krijgen echter wel weinig jongen) en niet veel  natuurlijke vijanden hebben, gaat het toch niet zo goed met ze. Van de 21 soorten die er in Nederland zijn gevonden, zijn negen soorten zeldzaam. Tenminste vijf andere soorten zijn de afgelopen  vijftig jaren erg zeldzaam geworden of geheel verdwenen. Het heeft te maken met het verdwijnen of ontoegankelijk worden van hun verblijfplaatsen: oude gebouwen die gerenoveerd worden, spouwmuren die worden opgevuld en het gebruik van insecticiden en houtconserveringsmiddelen die ook gevaarlijk zijn voor vleermuizen. Ook veranderingen in het landschap waardoor jachtgebieden verdwenen zijn hebben veel invloed op de afname van de vleermuizen. Omdat ze in grote groepen leven heeft een ongeluk op een kolonieplaats grote invloed.

Vleermuizen zijn in Nederland bij de wet beschermd. Ze mogen niet gevangen of gedood worden, de verblijfplaatsen mogen niet worden beschadigd.
Er zijn veel vleermuiswerkgroepen in Nederland die zich met het welzijn van de dieren bezighouden.

Internationaal is er veel om vleermuizen te doen. Ze zouden vliegende virusvaten zijn en  o.a.  hondsdolheid kunnen veroorzaken. De angst voor de ziekte Ebola is een grote bedreiging voor de vegetarische vleermuizen. Ze belanden dan misschien niet zo snel meer in de soep maar omdat ze als levensbedreigend worden ervaren lopen ze veel risico's. Hopelijk zijn er internationaal ook genoeg mensen om het belang van deze dieren te benadrukken.


Désirée  Kumar