De Kennemerduinen: op zoek naar dierensporen
Excursie van de natuurgidsencursus 2014-2015
27 September2014: Monica Cruz
Om 10 uur verzamelden wij
op het parkeerterrein achter de bezoekerscentrum van de Nationaal Park
Zuid-Kennemerland.
We volgden het pad langs
de bezoekerscentrum en Carla heeft ons aandacht gevraagd voor de doornappel (Datura stramonium) uit de nachtschadefamilie (Solanaceae). Het is
een zeer giftige plant die hallucinogene alkaloïden bevat . De zaden worden zwart
en hebben mierenbroodjes. Extra info uit wikipedia: “De giftige alkaloïden
komen in alle delen van de plant voor, en varieren tot een factor 5 per plant.
Ook binnen een plant kunnen er factoren verschil optreden tussen bijvoorbeeld
verschillende bladeren. Wanneer de plant jong is, is de verhouding scopolamine
tot atropine ongeveer 3:1; na de bloei is deze verhouding omgedraaid. Mede door
deze grote variatie in de giftige bestanddelen treedt gemakkelijk een fatale
vergiftiging op. Vroeger gebruikte men de bladeren voor 'astma-cigaretten'. Ook
hier bleek een goede dosering niet mogelijk, zodat steeds vergiftigingen
optraden.”
Darnaast stond de nachtschade (Solanum, een geslacht uit de familie Solanaceae)met zijn wite
bloempjes. Extra info uit wikipedia: “Bekende cultuurgewassen in het geslacht
zijn de aardappel (Solanum tuberosum),
de aubergine (Solanum melongena) en
de tomaat (Solanum lycopersicum). Alleen
bitterzoet (Solanum dulcamara) en
zwarte nachtschade (Solanum nigrum)
behoren tot de inheemse flora van Nederland.”
Iets verder zagen we de zandkool (Diplotaxis) die vaak bij bouwplatsen en zandbakken groeit en dat in
salades kan worden gegeten (familie van de rucola: Brassicaceae). Vlakbij was
ook een ganzenpoot (Chenopodium sp.). De naam ganzenvoet
refereert aan de bladvorm, en beschrijft een geslacht van planten waar ook
quinoa behoord.
Aan het eind van het pad
liet Els ons de verschillende spinnenwebben zien tegen de zonlicht, glimend met
dauw druppels: wielwebben (e.g. kruispin, herfstspin) hangmatwebben (e.g. lente
en herfsthangmatspinnen) en trechterwebben (e.g. gewone doolhofspin, gewone huisspin).
We zagen een esdoorn met
inktvlekken: de inktvlekkenzwam (Rhytisma acerinum) is een schimmel die
zwarte vlekken veroorzaakt op het esdoornblad.
Eiken hebben een penwortel. Die is heel diep, tot aan het grondwater. Er is een
regel die zegt dat de wortelstelsel van een boom ongeveer zo breed is als de
breedte van de kroon: “De kroonprojectie (dat is de rand van de kroon op de
grond geprojecteerd) en meestal nog een meter daarbuiten, geldt als de zone
waarin zich gewoonlijk de meeste wortels bevinden. Het is dus schadelijk voor
de boom om binnen die zone te graven. Als
een boom een zuilvorm heeft (veel hoger dan breed is) is het wortelstelsel
natuurlijk veel groter dan de kroonprojectie” (bron: http://www.bomenstichting.nl).
Els: dit jaar is het
slecht met gallen.
Lensgal op eik: net als een contactlens. In elk klein dopje zit een wespje. Dit is
een tussenstadium. In de lensgallen kommen alleen vrouwtjes uit die daarna in
de grond boren en daar eieren leggen, en daar kommen andere galwespen uit. Er
is heel vaak een cyclus met gallen, dat ze van een boon naar de andere over
gaan.
Eikenroosje: daar zit een beestje in. Vaak zitten ze een jaar op. De eik heeft gereageerd
op het insect. Het is geen symbiose maar commensalisme: een interactie tussen
twee organismen, waarbij het ene voordeel heeft en het ander niet beïnvloed is.
Het lijkt erg op een annanasgal (die komen alleen op de spar voor) maar het is
een eikenroosje. Het wordt vaak fout benoemd in allerlei boeken. Els leest:
nadat de roos in de herfst zicht heeft geopend wordt binnen in larven kamers
zichtbaar. In de late herfst of vroege voorjaar kruipen de vrouwtjes naar
buiten. Hier zitten alleen vrouwtjes, en die leggen eitjes in de knopen van de
mannelijk bloemen en daar komen weer andere galwespjes uit.
Carla: gallen komen voor
in alle delen van planten: bladeren, wortels, stam, takken, bloemen. Het is een
beetje te vergelijken met wratten bij ons, zo een soort vergroeiing.
De wortels van de teunisbloem zijn eetbaar maar daar zit
een stof die de voorloper van het vrouwelijk geslachtshormoon is. Dus wees
voorzichtig...
Carla laat een boekje
zien waar je mineerders per soort plant kan zien.
De gewone hulst ziet
helemaal vol met mineerders maar de Chineese hulst (lijkt op de gewone hulst
maar heeft kleinere bladeren) heeft nog geen mineerders, omdat hij kort geleden
ingevoerd is en dus nog geen natuurlijke vijanden heeft.
Spoor van een slak: die eten de hele blad op met hun
rasptong vanaf het midden van het blad, niet alleen de bovenkant of onderkant.
Een rups ligt op een blad en laat zijn kop hangen en eet altijd vanaf
de zijkant van het blad. Keverlarven, zoals van de lieveheersbeestje , eten
altijd vanaf het midden.
De duindoorn (Hippophae
rhamnoides) is een tweehuizige struik; er zijn mannelijke en vrouwelijke
planten. Ze hebben veel doorns en die breken makkelijk af in je huid wat een
ontsteking kan veroorzaken. De bessen zijn zuur en rijk aan vitamine C. In de winter kunnen ze gaan gisten, hierdoor
kunnen vogels als de spreeuw, lijster en kramsvogel dronken worden. De
duindoorn leeft in symbiose met een bacterie van het geslacht Frankia die in wortelknolletjes stikstof
bindt. Door de stikstoffixatie is er lokaal meer stikstof
in de grond waardoor men vaak stikstoflievende planten als brandnetels onder de
duindoorn vindt. De zaden komen alleen daar tot ontwikkeling waar de bacterie
in de grond aanwezig is. Daarnaast vermeerdert de duindoorn zich door
uitlopers. Hiernaast is de duindoorn de waardplant voor een groot aantal
vlindersoorten, onder andere de bastaardsatijnvlinder (Euproctis chrysorrhoea) (Bron: wikipedia).
Voetafdrukken van vossen en konijnen waren zichtbaar op het zand. Het spoor van de vos lijkt op
dat van een kleine hond, maar het vossenvoetspoor is slanker en langer. Als je
een lijn trekt achter de 2 middelste zoolkussens, zullen die net voor of gelijk
liggen met de afdrukken van de 2 achterste en buitenste zoolkussens. Uitwerpselen
van vossen zijn zwart als ze vers zijn en wit als ze droog zijn.
De konijn heeft geen zoolkussens. De voetzolen zijn bedekt met haren
zoals bij de haas. Het spoor van de voorvoet is 3-4cm lang en die van de
achtervoet is 4-7cm lang. Ze zijn allebei circa 2,5cm breed. Voor de ingangen
van de hollen zagen wij ook uitwerpselen in kleine kuiltjes, en tussen ingangen
waren er duidelijk wissels te zien.
We zagen ook voetafdrukken,
uitwerpselen en wissels van reeën tussen
de struiken richting het water.
Sporen van poelslakken bij het water.
Voetsporen van vogels:
altijd met 3 tenen naar voren en soms zie je ook een teen naar achter. Bij de blauwe reiger de achterste teen is heel
lang en niet direct achter de voorste middelteen maar is iets verschoven.
De Americaanse vogelkers (Prunus
serotina, Rozenfamilie) werd in de jaren twintig als zogeheten 'vulhout' in
naaldhoutaanplantingen toegepast. Door zijn vermogen zich in korte tijd uit te
breiden wordt het in de volksmond wel Bospest genoemd. Te onderscheiden van de
inheemse vogelkers (Prunus padus)
door dat aan de onderkant van de blad alleen de middennerf is opgehoogd (bij de
inheemse zijn alle nerven opgehoogd) en aan de bovenkant glanzer is. De kersjes
eten de vogels graag. De kersen zijn eetbaar maar de pitten en de bladeren zijn
voor ons laxerend.
Kardinaalmuts (Euonymus): zijn vrucht is een
rozerode, vier- of vijfhokkige doosvrucht, die opensplijt waarbij de vlezige,
oranje zaden tevoorschijn komen. De zaden worden door vogels gegeten, die de
zaden na vertering weer uitscheiden waardoor deze verspreid worden. Alle delen
van de plant zijn voor mensen giftig (bron:wikipedia).
We zagen poep op de grond
(van een vos?) die heel veel (gesegmenteerd) larven had (misschien van een kever)?
Daarnaast liep een paarse pissebed. Els vertelde dat die kleur door een virus
komt.
Vuilboom, Rhamnus frangula, uit de wegedoornfamilie (Rhamnaceae): alle
delen zijn laxerend.
Koningskaars (Verbascum thapsus) is een plant
uit de helmkruidfamilie (Scrophulariaceae). De bladeren en de stengel zijn
bedekt met een dichte wollige beharing.
Tweejarigeplanten
overwinteren als rozet: ze maken gebruik van een microklimaat vlak bij de
grond.
Eik
met vraatsporen van mineerders: een blad bestaat uit drie lagen, een onder en
een bovenlaag met daartussen een groene laag (de bladmoes of chlorenchym). Die groene laag wordt door mineerders
weggevreten. De larven graven al etend gangen door de bladeren. Sommige
mineerders eten alleen de bovenlaag van de bladmoes (de palissadeparenchym) en
dan zie je de sporen alleen aan de bovenkant van de blad. Andere eten alleen de
onderlaag van de bladmoes (de sponsparenchym), dus je ziet ze alleen van onder,
en andere mineerders eten beiden lagen. Aan de vorm van de mijn is te zien om
welk insect het gaat. Elke soort knaagt een specifiek patroon in het blad
waaraan ze te herkennen zijn (kijk eens naar deze website met informatie en
determinatie sleutels voor plantengallen en bladmineerders: www.bladmineerders.nl).
Duinroos (Rosa pimpinellifolia): de
lekkerste rozenbottels, donkerpaars.
Dauwbraam (Rubus caesius): Aan de doffe,
berijpte kleur heeft hij zijn Nederlandse naam dauwbraam en Engelse naam
dewberry te danken. De bramen zijn eetbaar maar altijd even koken want ze
kunnen eitjes van vossenlintworm bevatten: vossen zijn dool op bramen en vaak
ontlasten zich ter plekke als markering, en voraal mannetjes vossen willen dan met
een harde straal op plassen waardoor de eitjes (dat als de vos geinfecteerd was
in de ontlasting zitten) kunnen eruit springen met de urinestraal en de
dauwbramen bereiken. Dus de regel is: onder kniehoogte altijd meenemen en
koken, boven knie hoogte kan je zo eten.
Vraat op dennenappels: eekhoorn
of ekster?
Door eekhoorn behandelde dennenkegels zien er heel rommelig uit en
hebben alleen in de top nog enkele kegelschubben. Schubben en kern zijn te
vinden op ‘eetplekjes’ op de grond of meer verspreid onder een boom wanneer de
eekhoorn in een boom heeft zitten eten.