Verslag excursie
Middelpolder Natuurgidsencursus IVN 26 april 2014 van 9.00 – 12.00 uur
Weer: Het was een onbewolkte
dag, met een lichte wind uit het zuiden. Temperatuur gemiddeld 14°C.
Begeleiding: Jeannette Schenk
(met telescoop) en Henk Glas en Carla de Bruijn.
Gegevens gebied: De
Middelpolder bestaat uit bovenland en benedenland. Het benedenland is in het
verleden afgegraven voor turf (brandstof). Het is nu beschermd gebied.
Op onze route vanaf het
IVN-gebouw naar de Middelpolder toe observeerden we het volgende:
-
Judaspenning (paarse): de bloemen ontwikkelen zich na de bloei tot zgn.
penningen. Volgens de legende zou Judas Iskariot hebben verraden voor 30
zilverstukken en toen hij zich verhing zou hij deze zilverstukken onder de galg
hebben laten vallen of weggeworpen. Op deze plek groeide later de judaspenning.
-Esdoorn
of Spaanse aak: de vruchten zien eruit als helikopters. De bladeren staan
kruisgewijs. Dus twee aan twee en de volgende staan een kwartslag gedraaid.
-
Kaasjeskruid: is tweejarig en ziet er uit als een stokroos maar dan laag. De
zaden hebben de vorm van kaasjes. Zaden
zitten in een kring en het verhaal gaat dat Jezus de zaden wilde ruilen voor
brood, de bakker wilde eerst niet, na lang aandringen wel en toen veranderden
de zaden in goud.
-
Straatgras: eenjarig, heeft een pluim met een platte zijde. Heeft een laag
groeipunt (net boven de grond) waardoor het na maaien altijd weer opkomt,
wortelt ondiep.
-
Beukenhaag: de jonge blaadjes hebben wimpers (haren). Door de haag regelmatig
te snoeien houd je hem in de puberteit waardoor hij ook ’s winters zijn blad
behoudt.
-
Meidoorn: geurt heerlijk. Rode en witte varianten.
-
Fluitenkruid: Ook wel Hollands kant of toeter genoemd. Leuk voor kinderen omdat
je er een fluit van kunt maken.
- Iep: produceert zaadjes die
ook wel zomersneeuw worden genoemd. Bij de bladsteel is de ene kant van het
blad lager dan de andere kant.
Aangekomen in de Middelpolder.
Rechts lig het bovenland en links het benedenland. Op het bovenland zien en
horen we:
-
Scholekster: Broedt op akkerland, maar kan ook op daken broeden omdat de jongen
gevoed worden door de ouders (nestblijvers). Dit in tegenstelling tot de jonge
grutto’s die moeten zelf hun eten zoeken (nestvlieders).
-
Geluid van de tjiftjaf: roept zijn eigen naam.
-
Meerkoet: meerkoetjongen uit het eerste nest helpen bij het opvoeden van het
volgende nest.
-
Raapzaad: bij raapzaad zitten de knoppen achter de bloem. Bij het koolzaad
steken de knoppen er bovenuit.
- Boerenzwaluw: de boerenzwaluw
heeft lange staartpennen. Het mannetje heeft een langere staartpen dan het
vrouwtje. De boerenzwaluw broedt binnen. De huiszwaluw broedt tegen de dakrand
en de oeverzwaluw broedt in een oeverwand. Bijv. bij de op- of afrit van de A9
bij het KPMG-gebouw. De oeverwand bestaat uit beton met gaten die gevuld zijn
met speciaal zand, nl. hoekig zand want rond zand biedt geen houvast aan
elkaar. De gierzwaluw is geen zwaluw, maar is lid van de Apodidae familie. De
gierzwaluw raakt de grond nooit, maakt een nest en de jongen die uitvliegen
vliegen gelijk terug naar Afrika. Zij kennen het nest dus alleen van binnenuit.
De naam komt van het gieren door de lucht. Dit gieren is goed te zien tegen de
schemering op bijvoorbeeld het Wilhelminaplein in Amstelveen.
-
Pitrus: donkere pollen ‘gras’ in het weiland. Als je deze pollen aantreft in
het weiland kun je zien waar het water zit. Moeilijk uit te roeien omdat de
zaden jaren lang goed blijven in de grond.
-
Nijlgans: is een exoot, komt oorspronkelijk uit Afrika. Doet het erg goed hier.
Broedt in bomen. Als hij vliegt vallen de witte vleugels op.
-
Canadese gans: zwarte hals met witte kinband.
-
Inheemse berenklauw: kleiner dan de Siberische berenklauw en geeft geen blaren.
-
Kop- of kokmeeuw: kop is zomers zwart en in de winter wit.
-
Kieviet: broedt op laag gras dus vroeg, de grutto broedt daarna op iets hoger
gras en vervolgens de tureluur die broedt tussen het hoge gras.
-
Vossenstaart: is een aargras. Heeft een spil en kafnaalden.
-
Ruw beemdgras: grote broer van het straatgras. Is een pluimgras.
-
Hondsdraf: ruikt sterk.
-
Veldzuring: blaadjes zijn eetbaar. Heeft twee scherpe puntjes onderaan het
blad. Ridderzuring heeft ronde puntjes onderaan het blad.
-
Pinksterbloem: naam komt waarschijnlijk van de jonge koeien (pinken) die
tegelijk met het verschijnen van de pinksterbloem in de wei komen. De
uitgebloeide bloemen zien eruit als houtjes.
-
Fluweelgras of witbol: naam te danken aan de fluweelachtige stengel.
- Scherpe boterbloem: staat
vaak in de buurt van de veldzuring. Bloemen zijn gelijk aan de kruipende
boterbloem. Blad is afwijkend, zie foto van Tineke. De knolboterbloem heeft
teruggeslagen kelkbladeren. De boterbloem werd vroeger ook wel gebruikt om de
roomboter op te gelen. De bladeren kunnen blaren veroorzaken.
Op het benedenland zien en
horen we:
-
Waterzuivering: Hier wordt het water driemaal gezuiverd tot
oppervlaktewaterkwaliteit waarna het geloosd wordt in de Amstel. 1ste zuivering is
grof: restant wordt gebruikt als biobrandstof, 2de zuivering gebeurt met een
bacterie en de 3de zuivering gebeurt met lucht/zuurstof. Elk jaar is er
een open dag.
-
Visdiefje: duikvogel. Eet vis. Is geen familie van de meeuw maar van de stern.
-
Grauwe ganzen met jongen: de grauwe gans wisselt van veren tijdens het
opgroeien van de jongen omdat ze dan toch niet kunnen vliegen. Jonge ganzen
leven in crèches.
-
Ooievaar: vliegt hoog en maakt gebruik van de thermiek. Kan op die manier grote
afstanden afleggen met zo min mogelijk energie. Heeft een lange nek tijdens het
vliegen. De reiger een ingetrokken nek.
-
Gewone hoornbloem: heeft haar.
- Engels raaigras: glanst. Is
zeer voedzaam gras en zorgt voor permanente diarree , dus buikpijn, bij koeien.
Biologische boeren zorgen voor een grotere diversiteit aan grassoorten, de
vlaaien van deze koeien zijn dan ook compacter.
-
Hazen: grote oren en kunnen een snelheid halen van 70 km per uur. Leeft niet in
een hol, zoals het konijn, maar in een kuil (leger).
-
Fitis: lijkt qua uiterlijk sprekend op de tjiftjaf. Zang is anders, zang klinkt
droevig.
-
Kleine karekiet: zit in het oude riet. Het riet wordt daarom in de Middelpolder
niet allemaal tegelijk gekapt. Volgens mij is er een 3-jarig beleid voor het
riet, maar dit weet ik niet zeker.
-
Kikker: flinke groene kikker met kikkervisjes.
-
Blauwe reiger: de mannelijke blauwe reigers hebben tijdens de baltstijd een
staartje achterop de kop. Terwijl we stonden te kijken ving de reiger een
supergrote vis (vermoedelijk een snoekbaars) die hij amper door zijn strot
kreeg. Zie foto van Claire.
-
Kikkerbeet: ronde blaadjes in de sloot. Komt voor in laagveen gebieden,
daarbuiten is het vrij zeldzaam. Bloeit met witte bloemen in juni-augustus.
-
Riet: is opgebouwd uit verschillende delen. Alle delen kunnen ten opzichte van
elkaar draaien. Door de wind staan de bladeren dan allemaal dezelfde kant op,
vandaar dat riet ‘met alle winden mee waait’. In de bladeren van het riet tref
je de zgn. duivelsbeet aan. De duivel heeft uit razernij over een verloren
wedstrijd met God zijn tanden in het riet gezet. Zie natuurverhalen.nl. Dankzij
deze beet kunnen we riet onderscheiden van de andere soorten uit de
grassenfamilie. Van de wortelstokken van het riet werd vroeger ook wel meel
gemaakt. Van het riet kun je een bootje maken. Leuk voor kinderen. Zie mail van
Carla.
-
Kardinaalsmuts: heeft groene takken met bruine kurklijsten. Rupsen van de
stippelmot eten de hele struik kaal en pakken hem in. Na Sint-Jan (24 juni)
komen de slapende en onaangedane knoppen uit. Soms pakt deze mot ook auto’s en
straatmeubilair in wat leidt tot een surrealistisch beeld.
-
Vogelmuur: stengel heeft aan een kant haren.
-
Klein geaderd koolwitje. Diverse soorten.
-
Heermoes: een paardenstaart. Niet graag geziene plant in tuinen.
- Reukgras: bevat cumarine
(bloedverdunnend). Cumarine zorgt voor de hooigeur.
Algemeen:
-
Ganzen en eenden landen tegen de wind in.
-
Kleine bomen zitten altijd eerder in het blad dan de hoge bomen. De hoge bomen
hebben nl. tijd genoeg om in blad te komen omdat zij veel langer gebruik kunnen
maken van het licht. De hoge bomen nemen dan het licht weg voor de lagere bomen
en struiken.
-
Grassen hebben parallel lopende nerven.
- Raszuivere wilde eenden
(mannetjes) zijn te herkennen aan de smalle witte halsband.
Overige:
Tijdens onze excursie vroegen
we ons af wat nu een goede verrekijker is en waar moet je opletten. Jeannette
heeft een mail hierover gestuurd en kan als leidraad bij een eventuele aanschaf
gebruikt worden.
Marjon Brugman