Verslag Thijssepark 13-09-2014



Excursie Thijssepark: Mark van Ginkel

Voor de excursie op zaterdag 13 september zijn we verzameld bij de Johanneskapel op de Amsterdamse weg. We krijgen van Carla een A4tje met daarop een reisgids van zaden. Er word ons gevraagd om, aan de hand van deze reisgids, te na te denken over hoe de planten die we vandaag tegenkomen zich verspreiden. In dit verslag zal ik dan ook proberen dit bij de te noemen planten te vermelden.
De reisgids in het kort;
-          Generatieve verspreiding is abiotisch of biotisch.
-          Abiotische methodes zijn; zwaartekracht,wind (uitstrooiend of zwevend) en water (middels regen of drijvend).
-          Biotische methodes zijn; door de plant zelf (kruipend, springend, wegschietend of vrucht in de grond borend) of door dieren (inwendig of uitwendig).
-          Ook bestaat er vegetatieve verspreiding. Dit gebeurt door bollen, knollen, wortelstokken, turionen (een overwinteringknop waar in het voorjaar een nieuwe plant uit kan ontstaan) en (kiem)planten.
We beginnen en worden ten eerste, vlak voor de ingang van het Dr. Koos Landwehrpark, op de rozenbottels van een duinroos gewezen. Deze rozenbottels zijn rijk aan vitamine C en goed te eten. De Duinroos breidt zich uit door wortelopslag. In het Landwehrpark zien we een Gagelstruik die heerlijk ruikt. Even verderop zien we de Herfsttijloos, deze plant is zeer giftig en ook zeldzaam. We zien een Rode Kornoelje die zich via zaden in de bessen en middels worteluitlopers aan hangende takken verspreid. Bessen die door vogels opgegeten worden en elders worden uitgepoept zijn direct voorzien van wat bemesting. Een Koningsvaren die sporen maakt die weer door de wind meegenomen worden. Carla vertelt hierbij over de voortplanting van varens waarbij een voorkiem slechts één set chromosomen bevat. Onderaan de voorkiem ontstaan de voortplantingsorganen die of zaad- of eicellen produceren. Pas na het samensmelten van deze twee ontstaat de varenplant. We lopen langs een Lijsterbes (Sorbus), de tweede Latijnse naam aucuparia betekend vogellokkend samen met de Nederlandse naam hebben we meteen weer een idee over de verspreiding van deze boom. Stinkende gouwe waarbij Carla ons de mierenbroodjes laat zien. Dit is een vettige zaadsluier waar veel olie en suiker in zit, mieren zijn hier dol op en nemen de zaden dan ook in zijn geheel mee. Deze verspreiding door mieren heet myrmecochorie. Het Heksenkruid waarvan het zaad weerhaakjes heeft. We leren dat op heksenkruid staan je onzichtbaar kan maken of kan doen verdwalen net als Roodkapje. De Wespenorchis heeft stuifmeel in pakketjes en zeer kleine zaden. De Meidoorn die ook bessen maakt. Aan de hand van 1 of 2 zaden in de bessen kun je achterhalen met welke Meidoorn je van doen hebt. Een inheemse Berenklauw waarbij de zaden indrogen verspreid worden door de wind. De benaming komt van een berenklauw afdruk op de zaden. De Haagwinde, ook wel duivelskousenband genoemd, is een klimmer en maakt zaden met een omhulsel om te drijven. Muskuskaasjeskruid, draagt deze naam vanwege het rond zitten van de zaden (als een kaas), en de licht naar muskus geurende bloemen. Zolang de zaden groen zijn kan je deze eten. Een Liguster struik die bessen maakt maar ook verspreid middels worteluitlopers. Een bosrank die pluimen maakt waarvan de zaden uitwaaien. Aronskelk die de ideale hoogte hebben voor Fazanten net als de Salomonszegel die we later tegenkwamen. Hangende zegge die lange hangende aren vormt. We vergelijken de bladeren van een Mannetjesvaren en die van een Wijfjesvaren en zien dat deze erg op elkaar lijken maar de wijfjesvaren iets fijner is. En dat de sporenhoopjes van elkaar verschillen. We zien een Sleedoorn en horen dat de vrucht hiervan pas lekker is na de vorst. De Sleedoorn vermeerdert door zaden en wortelopslag. Een Maretak, ook wel vogellijm genoemd, maakt witte bessen, het zaad plakt aan de snavel en word in een beschadiging van een boom tot kiemen gebracht. We zien Krentenboompjes die ook vruchten vormen waar vogels dol op zijn, en diezelfde vogels zijn mensen dan ook vaak te snel af. Een Blauwe Brunel die bij regenachtig weer zichzelf sluit om het zaad niet nat te laten worden want dit moet mee met de wind. Bij een Berk staan we stil bij de heksenbezem-schimmel die we erin zien. Deze schimmel soort laat ook slapende ogen uitlopen waardoor er ophopingen van takjes ontstaan. Bij het Bedstropad doen we nog een proefje met zaden van een Gele Lis, waarbij we zaden met en zonder omhulsel in het water gooien en zien dat ze zonder inderdaad zinken. We komen nog langs; Trosglidkruid, Gewone Wilgenroosjes, een Mispel, Klokjesgentiaan, de (niet eetbare) Eenbes en veel meer. Maar ik heb alle informatie niet meer bij kunnen houden en sluit hiermee mijn verslag af.