Excursie Thijssepark: Mark van Ginkel
Voor de excursie op zaterdag 13 september zijn we verzameld
bij de Johanneskapel op de Amsterdamse weg. We krijgen van Carla een A4tje met
daarop een reisgids van zaden. Er word ons gevraagd om, aan de hand van deze
reisgids, te na te denken over hoe de planten die we vandaag tegenkomen zich
verspreiden. In dit verslag zal ik dan ook proberen dit bij de te noemen
planten te vermelden.
De reisgids in het kort;
-
Generatieve
verspreiding is abiotisch of biotisch.
-
Abiotische
methodes zijn; zwaartekracht,wind (uitstrooiend of zwevend) en water (middels
regen of drijvend).
-
Biotische
methodes zijn; door de plant zelf (kruipend, springend, wegschietend of vrucht
in de grond borend) of door dieren (inwendig of uitwendig).
-
Ook
bestaat er vegetatieve verspreiding. Dit gebeurt door bollen, knollen,
wortelstokken, turionen (een overwinteringknop waar in het voorjaar een nieuwe
plant uit kan ontstaan) en (kiem)planten.
We beginnen en worden ten eerste, vlak voor de ingang van het
Dr. Koos Landwehrpark, op de rozenbottels van een duinroos gewezen. Deze
rozenbottels zijn rijk aan vitamine C en goed te eten. De Duinroos breidt zich
uit door wortelopslag. In het Landwehrpark zien we een Gagelstruik die heerlijk
ruikt. Even verderop zien we de Herfsttijloos, deze plant is zeer giftig en ook
zeldzaam. We zien een Rode Kornoelje die zich via zaden in de bessen en middels
worteluitlopers aan hangende takken verspreid. Bessen die door vogels opgegeten
worden en elders worden uitgepoept zijn direct voorzien van wat bemesting. Een
Koningsvaren die sporen maakt die weer door de wind meegenomen worden. Carla
vertelt hierbij over de voortplanting van varens waarbij een voorkiem slechts
één set chromosomen bevat. Onderaan de voorkiem ontstaan de
voortplantingsorganen die of zaad- of eicellen produceren. Pas na het
samensmelten van deze twee ontstaat de varenplant. We lopen langs een
Lijsterbes (Sorbus), de tweede
Latijnse naam aucuparia betekend
vogellokkend samen met de Nederlandse naam hebben we meteen weer een idee over
de verspreiding van deze boom. Stinkende gouwe waarbij Carla ons de
mierenbroodjes laat zien. Dit is een vettige zaadsluier waar veel olie en
suiker in zit, mieren zijn hier dol op en nemen de zaden dan ook in zijn geheel
mee. Deze verspreiding door mieren heet myrmecochorie. Het Heksenkruid waarvan
het zaad weerhaakjes heeft. We leren dat op heksenkruid staan je onzichtbaar
kan maken of kan doen verdwalen net als Roodkapje. De Wespenorchis heeft
stuifmeel in pakketjes en zeer kleine zaden. De Meidoorn die ook bessen maakt.
Aan de hand van 1 of 2 zaden in de bessen kun je achterhalen met welke Meidoorn
je van doen hebt. Een inheemse Berenklauw waarbij de zaden indrogen verspreid
worden door de wind. De benaming komt van een berenklauw afdruk op de zaden. De
Haagwinde, ook wel duivelskousenband genoemd, is een klimmer en maakt zaden met
een omhulsel om te drijven. Muskuskaasjeskruid, draagt deze naam vanwege het
rond zitten van de zaden (als een kaas), en de licht naar muskus geurende
bloemen. Zolang de zaden groen zijn kan je deze eten. Een Liguster struik die
bessen maakt maar ook verspreid middels worteluitlopers. Een bosrank die
pluimen maakt waarvan de zaden uitwaaien. Aronskelk die de ideale hoogte hebben
voor Fazanten net als de Salomonszegel die we later tegenkwamen. Hangende zegge
die lange hangende aren vormt. We vergelijken de bladeren van een
Mannetjesvaren en die van een Wijfjesvaren en zien dat deze erg op elkaar
lijken maar de wijfjesvaren iets fijner is. En dat de sporenhoopjes van elkaar
verschillen. We zien een Sleedoorn en horen dat de vrucht hiervan pas lekker is
na de vorst. De Sleedoorn vermeerdert door zaden en wortelopslag. Een Maretak,
ook wel vogellijm genoemd, maakt witte bessen, het zaad plakt aan de snavel en
word in een beschadiging van een boom tot kiemen gebracht. We zien
Krentenboompjes die ook vruchten vormen waar vogels dol op zijn, en diezelfde
vogels zijn mensen dan ook vaak te snel af. Een Blauwe Brunel die bij
regenachtig weer zichzelf sluit om het zaad niet nat te laten worden want dit
moet mee met de wind. Bij een Berk staan we stil bij de heksenbezem-schimmel
die we erin zien. Deze schimmel soort laat ook slapende ogen uitlopen waardoor
er ophopingen van takjes ontstaan. Bij het Bedstropad doen we nog een proefje
met zaden van een Gele Lis, waarbij we zaden met en zonder omhulsel in het
water gooien en zien dat ze zonder inderdaad zinken. We komen nog langs;
Trosglidkruid, Gewone Wilgenroosjes, een Mispel, Klokjesgentiaan, de (niet
eetbare) Eenbes en veel meer. Maar ik heb alle informatie niet meer bij kunnen
houden en sluit hiermee mijn verslag af.